the infinite plentitude of openness
nothingness is not absence, but the infinite plentitude of openness ... — karen barad
Nothingness is not absence, but the infinite plentitude of openness. Infinities are not mere mathematical idealizations, but incarnate marks of in/determinacy. Infinities are a constitutive part of all material “finities,” or perhaps more aptly, “af/finities” (affinities, from the Latin, “related to or bordering on; connection, relationship”).
dit is een text van karen barad die ik als volgt vrij vertaald heb :
Het niets is geen afwezigheid, maar een oneindige overvloed van openheid. Oneindigheid is niet louter een wiskundige idealisatie, maar een vleesgeworden teken van on/bepaaldheid.
Het oneindige is een fundamenteel onderdeel van alle materiële eindigheden of “finiteiten”, of misschien treffender, “af/finiteiten” (affiniteiten, van het Latijn, “verwant met of grenzend aan; verbinding, relatie”).
Met andere woorden ... het niets is niet afgezonderd van het iets, het is er een onafscheidelijk deel van. En ook het oneindige ... is heel dicht bij het eindige en andersom.
Dus zijn degenen die er niet meer zijn ... die als het ware verdwenen zijn in het oneindige ... zijn nog steeds en blijven altijd ... heel dicht bij ons.
Representation has confessed its shortcomings throughout history: unable to convey even the palest shadow of the Infinite, it has resigned itself to incompetence in dealing with the transcendent, cursing our finitude. But if we listen carefully, we can hear the whispered murmurings of infinity immanent in even the smallest details.
Infinity is the ongoing material reconfiguring of nothingness; and finity is not its flattened and foreshortened projection on a cave wall, but an infinite richness. The idea of finitude as lack is lacking. The presumed lack of ability of the finite to hold the infinite in its finite manifestation seems empirically unfounded, and cuts short the infinite agential resources of undecidability/indeterminacy that are always already at play. Infinity and nothingness are not the termination points defining a line. Infinity and nothingness are infinitely threaded through one another so that every infinitesimal bit of one always already contains the other. The possibilities for justice-to-come reside in every morsel of finitude.
see also : do not be afraid | waarom ik geen ietsist ben